De onderzoekslocatie Poperinge-Koestraat bevindt zich nabij de stadskern van Poperinge.
In het hoger gelegen deel van het plangebied (de noordoost zijde) zijn sporen aangetroffen van rituele en/of funeraire contexten uit de late bronstijd tot de midden-Romeinse tijd. Uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd bevinden zich aan deze zijde van het plangebied sporen van een hopveld. In het hele plangebied, maar vooral in het lager gelegen zuidwesten, zijn grote hoeveelheden laat-middeleeuwse (afval)kuilen aangetroffen.
Op het hoogste deel van het plangebied is een lichtgrijze greppel met een afgerond rechthoekige vorm aangetroffen. In een aantal coupes zijn twee opvullingsfasen van de greppel waargenomen.
Mogelijk lag aan weerszijden van de greppel een ophoging, die was opgericht met de uitgeworpen grond.
In de noordwestelijke lengtezijde van het monument is een vermoedelijke opening of drempel in de greppel waargenomen. Hoe deze doorgangsconstructie er uit zag, is niet duidelijk.
In één van de coupes is onder de zuidoostelijke lengtezijde van de greppel een diepe schachtvormige kuil waargenomen. De betekenis van deze kuil is onbekend. Het zou kunnen gaan om een waterput of cisterne; ook een rituele betekenis valt niet uit te sluiten, maar ook hiervoor ontbreken bewijzen.
Uit de gecombineerde dateringen van het aardewerk en de reeks 14C-dateringen kan worden geconcludeerd dat de greppel ergens in de 11e of 12e eeuw v.Chr. is aangelegd, waarna een tweede opvullingssequentie plaatsvond. De tweede opvulling (van sommige delen van de greppel) heeft rond de 10e eeuw v.Chr. plaatsgevonden.
Binnen de greppel is een kuil aangetroffen met in de onderste vulling drie fragmenten handgevormd Romeins gedraaid aardewerk. Samen met een 14C-datering van het aangetroffen houtskool uit de onderste vulling kon de kuil gedateerd worden in de vroeg-Romeinse tijd (circa 50 voor tot 70 na Chr.).
Vanwege de hoge ligging in het landschap en het ontbreken van nederzettingssporen in de nabijheid van de greppelstructuur wordt uitgegaan van een rituele functie van het monument. Het monumentale karakter, de aanwezigheid van intentionele deposities in de greppel en het ontbreken van graven binnen of buiten de greppel uit dezelfde periode, zijn aanwijzingen voor een primaire functie als cultusplaats. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat het mogelijk is dat een eventueel graf binnen de omgreppeling niet bewaard is gebleven. Tevens ontbreekt bewijs voor het duiden van rituelen die hier werden uitgevoerd.
Op korte afstand (1,3 m) van de greppelstructuur is een kringgreppel aangetroffen met een diameter van circa 6,5 m. Op basis van enkele scherven uit de kernvulling en de typologische toewijzing van de structuur dateert deze greppel uit de ijzertijd, hoewel een datering in de late bronstijd niet geheel valt uit te sluiten. Uit de coupes blijkt dat binnen de greppel een fors heuvellichaam was opgericht. Binnen de kringgreppel is het restant van een graf aangetroffen waarvan de resten helaas niet te dateren waren.
Tenslotte zijn er op dit hoogste deel van het plangebied drie Romeinse graven aangetroffen. Twee graven konden worden gedateerd tussen het eind van de 1e en het begin van de 3e eeuw na Chr. Eén van deze graven bevatte een compleet onverbrand potje Het derde graf stamt mogelijk uit dezelfde periode.
Uit de periode vanaf de midden-Romeinse tijd tot de late middeleeuwen zijn geen vondsten of sporen aangetroffen. Vanaf de late middeleeuwen was het plangebied weer in gebruik. Een grote hoeveelheid (grote) kuilen met een aanzienlijke hoeveelheid aardewerk lijken het resultaat te zijn van afvaldump op de achtererven van woonhuizen die aan de huidige Casselstraat waren gebouwd. Deze zone werd begrensd door een greppel, die waarschijnlijk dienst heeft gedaan als perceelsgrens. Mogelijk is dit een voortzetting van de perceelindeling uit de late middeleeuwen.
Waarschijnlijk zijn de kuilen het resultaat van leemwinning ten behoeve van huizenbouw, vermoedelijk langs de Casselstraat. De gewonnen leem kan zijn gebruikt voor de constructie van vakwerkhuizen, een techniek waarvan ook nu nog veel voorbeelden zijn bewaard in en rond Poperinge. Deze kuilen zijn vermoedelijk vrij kort na ontgraving gedempt met gebruiksafval.
Aan de noordwestkant van het plangebied zijn de kuilen met middeleeuws materiaal minder talrijk, kleiner en liggen ze meer verspreid. Wel werden hier rijen paalkuilen van hopstaken aangetroffen, wat wijst op de aanwezigheid van een hopveld in de late middeleeuwen. Het veld lag zuidoost-noordwest, wat betekent dat het de oriëntatie van het perceel volgde en met de korte zijde richting de Casselstraat lag.
Uit de nieuwe tijd zijn slechts een paar kuilen aangetroffen met aardewerk uit de 17e en 18e eeuw, waaronder een kuil met een diameter van circa 20 m. Deze kuil is geïnterpreteerd als blusvijver.
Uit de 20e eeuw zijn in het vooronderzoek en het huidige onderzoek twee kuilen aangetroffen met militaria en huisafval. Dit zijn waarschijnlijk kuilen uit de Eerste Wereldoorlog.