Voordat het kasteel van Helmond (provincie Noord-Brabant) in de periode 1998-1999 bouwhistorisch werd onderzocht, werd algemeen verondersteld dat het gebouw in 1402 tot stand was gekomen. Dat jaartal was namelijk in keitjes op de binnenplaats van het kasteel ingelegd. Het bouwhistorisch onderzoek leverde echter andere gegevens op.

In 1314 kwam de heerlijkheid Helmond in bezit van de familie Berthout, naar hun bezittingen ook wel Berlaer genoemd. Vrij kort na het verwerven van de heerlijkheid moet men zijn gestart met de bouw van de huidige vierkante burcht. We weten namelijk dat de eerste fase in 1335 gereed moet zijn geweest, omdat in dat jaar Lodewijk van Berlaer een lening afloste waarvoor het kasteel als onderpand had gediend. Bouwhistorisch dateren we de eerste aanleg derhalve omstreeks 1325. Het gaat dan om een vrijwel vierkante aanleg van circa 35×35 meter (vergelijk het Muiderslot: 32×35 meter). De vier hoektorens hebben een gemiddelde diameter van 8,20 meter en het muurwerk is circa twee meter dik. Aanvankelijk was binnen de muren slechts een lage zaalbouw aanwezig. Wel hield men al vanaf het begin rekening met latere uitbreidingen. De oudste fase kan in analogie met een aantal andere vierkante kastelen worden beschouwd als een ‘ommuurd kampement’.

De eerste opzet veronderstelt een groot startkapitaal. Ook de ligging bracht een grote investering met zich mee. Het kasteel werd zuidwestelijk van de stad gesitueerd op een laag gelegen terrein van drassige veengrond. Ten behoeve van de watervoering in de grachten werd zelfs de nabijgelegen rivier de Aa deels omgelegd. Dit alles weerspiegelt het belang dat de sterkte toen had en de macht van de kapitaalkrachtige Van Berlaers.

Helmond kasteel fase1

Rond 1402 was door successieve uitbouw een U-vormig complex met vier hoektorens ontstaan. In de anderhalve eeuw die volgden zouden alle zijden van het binnenplein worden volgebouwd. In de nacht van 10 op 11 februari 1549 verwoestte een brand een groot deel van het kasteel, met name de zuid- en oostzijde. Balklagen en kapconstructies van de daarna gebouwde vleugels dateren dendrochronologisch alle uit 1549. De ridderzaal aan de zuidzijde kreeg een hoogte van liefst dertien meter en werd voorzien van een tongewelfde open kap. De voorgevel werd symmetrisch gemaakt en verkreeg haar huidige vorm.