Van 9 tot en met 26 juni 2008 heeft BAAC bv een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het plangebied Loverbosch te Asten (provincie Noord-Brabant). De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande woningbouw, die de in de bodem aanwezige archeologische resten ernstig zal aantasten. Tijdens het veldwerk zijn in totaal 64 proefsleuven van 4 bij 25 meter aangelegd in een verspringend grid. De proefsleuven lopen parallel aan de Koestraat en zijn gesitueerd in een zone met een hoge archeologische verwachting. Tevens zijn drie lange proefsleuven aangelegd in een zone met een lagere archeologische verwachting. Het betreft hier sleuven van vier meter breed en respectievelijk circa 400 meter, 230 meter en 150 meter lang. In totaal is circa 9.520 m2 archeologisch onderzocht.
Gedurende het onderzoek zijn ruim 200 sporen aangetroffen. Deze bestaan uit greppels, (paal)kuilen, spitsporen en ploeg- en karrensporen. De aangetroffen greppels stammen uit waarschijnlijk allemaal uit de nieuwe tijd. Vergelijking van de aangetroffen greppels met de oude kadastrale situatie in 1832 toont aan dat de meeste greppels overeenkomen met deze oude perceelsgrenzen. De (paal)kuilen stammen eveneens uit de nieuwe tijd, waarbij het in veel gevallen gaat om weipalen. De aangetroffen karrensporen zijn te herleiden tot de onverharde wegen zoals die staan aangegeven op kaarten tot het de jaren ’70 van de vorige eeuw, dus van voor de ruilverkaveling.
Opmerkelijk was de vondst van een welgevulde afvalkuil uit de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van de samenstelling van de vondsten en de nog aanwezige opschriften kan geconcludeerd worden dat het hierbij gaat om afval behorende bij een Brits 5.5 inch Medium Gun. Tot en met 1945 zijn er van dit type wapen in Engeland bijna 1600 exemplaren gebouwd, waarvan de laatste tot 1980 in actieve dienst bleef.
De in de kuil aangetroffen vondsten hebben te maken met het gebruik van het 5.5-inch kanon. Hierbij kunnen de volgende groepen voorwerpen worden onderscheiden:
A: cilindervormige blikken kokers met inhoud
De blikken kokers zijn circa 20 cm lang en hebben een diameter van circa 6,5 cm. Er lijkt op de buitenkant nog gele verf te zitten. In de kokers zit standaard een circa 7 cm hoog blikken klosje.
B: kleine stoffen zakjes met inhoud
Deze worstvormige stoffen zakjes zijn circa 7 cm lang en ruim 2 cm in diameter. De onderkant is vlak, de bovenkant is dichtgeknoopt. De stof is geïmpregneerd, waarschijnlijk om de zakjes waterdicht te maken. De kleur is bruin, met zwarte opschriften. De zakjes met het opschrift “V” bevatten een vuilwit poeder, de zakjes met het opschrift “VI” gele kristallen. De functie van de zakjes is terug te vinden in militaire handboeken. De grotere Engelse artilleriegranaten bevatten bovenin het projectiel twee van deze zakjes. De onderste wordt “Exploder, H.E. Shell A” genoemd, de bovenste “Exploder, H.E. Shell B”. De taak van de zakjes is het om, nadat de ontsteker is afgegaan, de springstof van de granaat zelf af te laten gaan. Het is opvallend dat tijdens het archeologisch onderzoek alleen zakjes van het type B zijn aangetroffen.
C: grote stoffen zakken met inhoud
Tijdens de aanleg van het vlak werden al lange dunne staven spaghetti-achtig materiaal aangetroffen. Bij het couperen van de kuil werd duidelijk dat het hierbij ging om bundels kruit. Deze bundels kruit hebben gediend als voortstuwende lading voor de granaten van het 5.5 inch kanon. Van de onderste bundels waren zelfs de stoffen kruitzakken nog bewaard gebleven, met de originele opschriften. Dit maakte het gemakkelijk om te achterhalen bij welk wapen de zakken behoorden. Er zijn vier verschillende soorten kruitladingen teruggevonden. Een van deze ladingen was compleet, in de andere gevallen ging het telkens om een secundaire lading. Deze secundaire lading was oorspronkelijk met behulp van vier “veters” aan de hoofdlading vastgeknoopt.
D: overige voorwerpen
Naast bovengenoemde zijn er nog enkele andere voorwerpen geborgen. Als eerste is er een dunne ijzeren schijf met een diameter van circa 12 cm. Het lijkt hierbij te gaan om de onder- of bovenkant van een kartonnen koker, gebruikt om de zakken kruit in te vervoeren. Deze kokers zaten gewoonlijk met zes stuks in een kist. Als tweede zijn er enkele rechthoekige blikjes gevonden. De afmetingen zijn 5,5 bij 6,5 cm, met een hoogte van 7 cm. In deze blikjes bevinden zich lapjes vilt. Het lijkt er op dat een grote lap de zijkanten heeft bekleed, terwijl er ook lapjes tegen de bodem en het deksel hebben gezeten. Een laatste lapje heeft het blikje in twee delen gesplitst. Over de inhoud van deze blikjes is niets bekend. Gezien de bekleding lijkt het erop dat de inhoud niet beschadigd mocht worden of niet tegen schokken kon. Dit laatste wijst op een mogelijk explosieve inhoud.
Voor vrijwel al het afval in de kuil is een logische verklaring. In de blikken kokers hebben zeer waarschijnlijk de granaatontstekers gezeten. De lengte van een standaard (117 en 119) ontsteker is circa 12,5 cm, die van de in het blik aanwezige klosje 7 cm. Samen wordt dat net geen 20 cm, de lengte van de koker. Ook de gele kleur van de kokers duidt op een explosieve lading. Het is wel opmerkelijk dat de vervoersdop of plug in de kokers is teruggestopt. Mogelijk bestond het plan de materialen te hergebruiken.
De zakjes met de letter “B” zijn met enige aannames ook verklaarbaar. In 1944 was men bezig met de overgang van plug 3 (met stang) naar plug 13 (zonder stang). Van het eerste type is er in de kuil één teruggevonden. Normaal zouden alle pluggen van het type 13 blauw moeten zijn, om aan te geven dat de bovenste exploder, zakje B, geplaatst is. Deze blauwe kleur lijkt vrijwel nergens aanwezig te zijn. Dit kan er op duiden dat het niet duidelijk was welk type plug in de granaten aanwezig was en dus ook niet of de bovenste exploder geplaatst was. Het ligt voor de hand om in dat geval reserve zakjes mee te geven, voor het geval de exploder ontbreekt. Gezien het feit dat van de 15 aangetroffen pluggen er maar één van het type 3 was, zullen veel zakjes overbodig zijn geweest.
Van de kruitladingen is er slechts één in zijn geheel gedeponeerd. Het betreft hier een zogenaamde Charge Two. Deze is afwijkend van de andere ladingen en misschien daarom weggegooid. Het is niet uitgesloten dat er nog meer van deze ladingen geweest zijn. Indien deze in hun geheel worden verschoten laten ze natuurlijk geen sporen na.
Alle overige kruitladingen zijn de secundaire (increment) ladingen van de zogenaamde Charge Four. Deze secundaire lading zit met vier veters aan de hoofdlading vastgemaakt. Indien er nu over een kortere afstand geschoten moet worden kan de secundaire lading worden afgekoppeld. Meestal wordt het overtollige kruit verbrand, maar dat is hier niet het geval geweest.
De ijzeren schijf is een restant van een vervoerskoker voor kruit. Het rechthoekige blikje levert problemen op. Het is onduidelijk wat daar heeft ingezeten. Mogelijk horen daar de afvuurpatronen in die nodig zijn om het kanon af te schieten. Deze “tubes” worden volgens de handboeken in blikken verpakt.
De afvalkuil uit de Tweede Wereldoorlog maakt duidelijk dat in het plangebied Loverbosch minimaal één 5.5-inch kanon heeft gestaan. Gezien het afval is dit kanon in actie geweest. Het is interessant te weten wanneer het kanon in actie is geweest, wat het doel is geweest en tot welk regiment het kanon behoorde. Hiervoor moet eerst even de geschiedenis van Asten op het einde van de Tweede Wereldoorlog worden belicht.
Als gevolg van operatie Market-Garden bereikten op 21 september 1944 de eerste Geallieerde troepen de westgrens van de gemeente Asten. Deze grens wordt voornamelijk gevormd door de Zuid-Willemsvaart. De bruggen over dit kanaal waren door de Duitsers opgeblazen om de geallieerde opmars te vertragen. Om negen uur ’s avonds stak het 1ste bataljon Herefords in stormboten het kanaal over en vormde een klein bruggenhoofd. Na de vorming van dit bruggenhoofd werd begonnen met de bouw van een Baileybrug, welke de volgende morgen om 6 uur klaar was.
Gedurende de nacht wisten de Duitsers het bruggenhoofd te laten slinken tot 30 x 35 meter. Het gelukte hen echter niet de Britten terug te dringen tot over het kanaal. Na het overzetten van het 1ste King’s Shropshire Light Infantery lukte het de Geallieerden om het bruggenhoofd weer uit te breiden. Na het gereedkomen van de Baileybrug werden onmiddellijk Shermantanks ingezet op het bruggenhoofd. De aanwezige infanterie klom op de tanks en reed weg in de richting van Asten. Om negen uur lukte het om langs de verdedigers te glippen en werd de opmars in oostelijke richting voortgezet. In Asten zelf brandde de strijd ondertussen in alle hevigheid los. De aanwezige SS-ers waren niet van plan het dorp zonder slag of stoot op te geven. Pas rond het middaguur was Asten in Britse handen.
Het front schoof ondertussen steeds verder op. In het oosten hadden de Duitsers zich teruggetrokken over de Noordervaart en het kanaal van Deurne. De geallieerde opmars ging ondertussen in noordelijke richting verder. Het oostelijke Peelgebied werd gezien als een ondoordringbare barrière, waardoor daar van een mogelijke Duitse tegenaanval geen sprake kon zijn. De Britse troepen werden op 8 oktober afgelost door de Amerikaanse 7th Armored Division. Deze divisie was verantwoordelijk voor een 35 kilometer lang frontdeel, gelegen tussen Hunsel in het zuiden en IJsselstein in het noorden. Het grootste gedeelte van het front, 22 kilometer, werd bemand door het 87th Reconnaisance Squadron. Bij gebrek aan manschappen moesten de Amerikanen zich beperken tot patrouille lopen tussen de verschillende posten, die gemiddeld 800 meter uit elkaar lagen.
De Duitsers aan de andere kant van het front hadden ondertussen niet stil gezeten. Dankzij intensieve verkenningen was de zwakke bezetting van de Amerikanen bekend geworden. Veldmaarschalk Model vatte het plan op om een aanval te lanceren in de richting van Asten. Deze aanval zou de Geallieerde troepen weglokken uit Midden-Brabant, waar het Duitse 15de leger in ernstige problemen was gekomen. De in te zetten troepen bestonden uit de 9de Panzer- en de 15de Panzergrenadierdivisie. De datum voor de aanval werd vastgesteld op 27 oktober.
Op vrijdag 27 oktober 1944 hing er een dichte mist over de Peel. Om kwart over zes in de morgen openden de Duitsers het vuur op de Amerikaanse linies. De Amerikanen waren totaal verrast en moesten aanzienlijk terrein prijsgeven. Om acht uur ’s morgens was Meijel in Duitse handen. De Duitsers begonnen terstond met de bouw van twee bruggen, zodat in de loop van de middag zich pantservoertuigen bij de oprukkende infanterie voegden. De Duitsers rukten vanuit twee richtingen op in de richting van Asten, vanuit het zuidoosten via Meijel en Heusden en vanuit het oosten via Neerkant en Liessel. Hoewel de Amerikanen in de minderheid waren en veel terrein moesten prijsgeven, zagen ze wel kans de Duitse opmars flink te vertragen.
Het geallieerde opperbevel begreep dat er ingegrepen moest worden om er voor te zorgen dat de Duitsers niet door de dunne frontlinie zouden breken. Gelukkig waren er Britse troepen beschikbaar om de Amerikaanse te ondersteunen. Op 27 oktober was Tilburg door 15de Schotse Divisie en de 6de Guards Tank Brigade bevrijd. Delen hiervan werden met spoed naar Asten gestuurd om de Amerikanen te ondersteunen. Al in de loop van de 28ste oktober kwam Britse artillerie in het frontgebied aan. Het 25ste Field Regiment Royal Artillery nam posities in nabij Heusden, evenals het 131ste Field Regiment R. A. Beide regimenten waren bewapend met het 25-ponder-kanon, het standaard wapen van de Britse artillerie. Een standaard regiment bezat 24 van deze kanonnen. Daarnaast arriveerde ook het 61ste Medium Regiment R. A., gewapend met 16 stuks 5,5 inch houwitsers. Deze gingen in de nabijheid van Asten in stelling. De artillerie kwam meteen in actie, nog voordat de Britse infanterie en tanks arriveerden. Het 25ste weerde zich zo heldhaftig, dat het de naam “Asten” aan het regimentsnummer mocht toevoegen (het verschoot meer dan 10.000 granaten op 29 oktober). In de loop van 29 oktober kwam de 15de Schotse Divisie in Asten aan. In de nacht van 29 op 30 oktober losten zij, onopgemerkt door de Duitsers, de moegestreden Amerikanen af. Naast infanterie kwamen het 181ste en 190ste Field Regiment en de 4de Royal Horse Artillery mee. Op 31 oktober gingen de Geallieerden in de tegenaanval en heroverden Liessel. Na deze herovering kwam de opmars tot stilstand in hardnekkige modder en Duitse weerstand. Pas in de nacht van 12 op 13 november verlieten de Duitsers Meijel en trokken zich over het kanaal van Deurne en de Noordervaart terug.
De wanneer-vraag is terug te brengen tot een beperkte periode. Aangezien het jongste vondstmateriaal uit 1944 stamt en Asten pas op 22 september 1944 werd bevrijd moet deze dag gezien worden als de vroegst mogelijke datum voor de aanwezigheid van het kanon. Het is echter niet waarschijnlijk dat het kanon toen al aanwezig was. Asten werd bevrijd door de 11de Armoured Division, die weliswaar voorzien was van artillerie, maar daar zaten officieel geen 5.5-inch kanonnen bij. Op 29 september worden de Britse troepen afgelost door de Amerikanen. Deze hadden hun eigen artillerie bij zich, van een geheel ander type dan de Britse. Pas op 28 oktober komt op Asten’s grondgebied weer Britse artillerie in actie, tijdens het Duitse offensief. Ook de waarschijnlijke einddatum is bekend. Aangezien de maximale dracht van dit type kanon ruim 16 kilometer is, valt er na 21 november 1944 geen vijandelijk gebied meer te beschieten.
Dit laatste gegeven zegt ook al iets over het mogelijke doel van de beschietingen. De Duitsers bevonden zich in de laatste maanden van 1944 ten oosten en zuidoosten van Asten, voornamelijk achter een linie die gevormd werd door het Deurnes kanaal, de Noordervaart en de het kanaal van Wessem naar Nederweert. Van noord naar zuid liep de linie langs de plaatsen Griendsveen, Helenaveen, Meijel, Nederweert en Panheel. Vanuit Asten was de frontlinie vanaf Venray in het noorden, Helden in het oosten en Nederweert in het zuiden te bestrijken. Dit geeft aan dat er diverse doelen mogelijk waren. Aan het vondstmateriaal is duidelijk te zien dat er niet geschoten is met een maximale kruitlading. Gezien het grote aantal weggeworpen secundaire kruitladingen wordt duidelijk dat het doel zich op kortere afstand bevond. Het is heel goed mogelijk dat het doel Meijel (10 kilometer) of Liessel (4 kilometer) was.
Tot welk regiment het kanon heeft behoord is een moeilijkere vraag. Het regiment lijkt niet onder te zijn gebracht bij de 11de Armoured Division, waarbij volgens de bronnen slechts 25-ponders zaten als standaard artillerie. De Amerikanen gebruikten hun eigen artillerie, dus die vallen ook af als mogelijkheid. De 15de Schotse Infanterie Divisie, die de Duitse aanval heeft afgeslagen, beschikte over een aantal regimenten artillerie. Hieronder bevond zich het 131st Field Regiment, gewapend met 25-ponders. De zwaardere kanonnen, zoals het 5.5-inch geschut, vielen onder de zogenaamde AGRA’s (Army Group, Royal Artillery). Deze AGRA’s bestonden uit meerdere regimenten en werden daar ingezet waar ze nodig waren. Ze bestonden vaak uit een mix van gewone (25-ponder), medium (4.5/5.5-inch) en zware (7.2/8-inch, 155mm) regimenten. Het al eerder genoemde 25st (Asten) Field Regiment maakte deel uit van 8 AGRA. In deze AGRA zaten verder nog diverse Medium Regimenten, waaronder het 61ste. Dit regiment arriveerde op 29 oktober in Asten (samen met het 131ste) en ging in de omgeving in stelling. Over de aanwezigheid van verdere regimenten is vrij weinig bekend. Een Amerikaans rapport vermeld de aanwezigheid van het 53ste Medium Regiment vanaf de 1ste november, ooggetuigen geven aan dat er in dezelfde periode vanuit Vlierden op de kerktoren van Liessel is geschoten. Dit gebeurde door het 192ste. Dit is de codering voor de voertuigen van het 77ste Medium Regiment, eveneens ingedeeld bij 8 AGRA. Het is niet onmogelijk dat deze hele Army Group is ingezet om de Duitsers terug te drijven.
Uit het voorafgaande wordt duidelijk dat de aanwezigheid van de afvalkuil waarschijnlijk te maken heeft met het afslaan van het Duitse offensief van eind oktober 1944. Gezien het schieten met een verminderde kruitlading is het doel niet ver weg geweest. Het meest in aanmerking komen Liessel, Neerkant of Meijel. Liessel werd op 31 oktober heroverd, Neerkant op 2 november. Meijel werd pas de 14de november ingenomen, nadat de Duitsers een dag eerder achter de Noordervaart waren teruggetrokken. Voorafgaand aan de inname werden Meijel en directe omgeving hevig door artillerie bestookt. In “Gevels zonder vlag” valt te lezen dat er 400 kanonnen aan de urenlange barrage deelnamen. Een deel van die kanonnen stond op de Hutten. Uit de beschrijving wordt duidelijk dat het hierbij waarschijnlijk gaat om 5.5-inch kanonnen. Of deze behoorden tot het 61ste valt niet te zeggen. De hogere gronden bij de Hutten zijn voor kanonnen beter geschikt dan de lage gronden aan de Koestraat. Uit onderzoek door detectoramateurs is duidelijk geworden dat ook op de akkers tegenover het kasteel van Heusden Britse kanonnen hebben gestaan, waarschijnlijk eveneens 5.5-inch.
Enkele vragen blijven open. Zo is het niet duidelijk of het hierbij gaat om een losstaand kanon, een batterij met 8 kanonnen of een compleet regiment met 16 kanonnen. Ooggetuigen melden her en der staande losse kanonnen, waarbij het niet duidelijk is om wat voor soort geschut het gaat. De spaarzame proefsleuven ten oosten van de Koestraat geven hierop geen antwoord. Foto’s uit de oorlog laten zowel hele regimenten zien als losse kanonnen.
Jos van der Weerden