
Op 24 mei wordt het nieuwe museumkwartier in ’s-Hertogenbosch officieel geopend. Op deze locatie komen het Noordbrabants museum en het SM’s Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch samen. Voorafgaand aan de renovatie en nieuwbouw werd door BAAC archeologisch onderzoek gedaan aan de Beurdsestraat en in de Museumtuin aan de Mortel. Hierbij zijn onder andere resten gevonden van het Jezuïetencollege uit de eerste helft van de 17e eeuw.
De jezuïeten vestigden zich in 1609, twee maanden na afkondiging van het 12-jarig bestand, in ’s-Hertogenbosch. Ze verwierven gebouwen van het voormalige klooster van de Bogarden aan de Verwersstraat die tot college werden verbouwd. Daarna werden ook panden aan de Waterstraat aan het nieuwe complex toegevoegd. Met onderbrekingen is er ongeveer 15 jaar gebouwd en verbouwd.
Op de plattegrond die in 1629 van het Jezuïetencollege gemaakt werd zijn alle gebouwen met hun functie, weergegeven. De funderingen en vloeren van een aantal van deze gebouwen zijn bij het archeologisch onderzoek teruggevonden. Het gaat om gebouwen aan de oostzijde van het klooster; de ziekenzaal (infirmaria), apotheek (dispensa), bakkerij (piscinnum) en keuken (culina), brouwerij (braxatoria), eetzaal (refectorium monialum), ziekenzaal (infimaria monialum), de spinkamer en de stal in de tuin (stabulum). De panden aan de Waterstraat dateerden oorspronkelijk uit de 14e eeuw. Bij de verbouwingen voor het nieuwe college werden ze in het begin van de 17e eeuw grotendeels afgebroken en vanaf de oude funderingen opnieuw opgebouwd. Verder werden nieuwe bestratingen gelegd. Ook zijn nieuwe gebouwen verrezen zoals de stallen in de tuin. Opvallend is dat voor deze nieuwbouwwerkzaamheden hoofdzakelijk oud bouwmateriaal werd hergebruikt. Rond de kloostertuin stond een zware immuniteitsmuur die op grondbogen was gefundeerd.
In de tuin zijn 12 grote afvalkuilen aangetroffen met huishoudelijk afval uit het klooster. Uit een van deze kuilen is een fragment van een bord afkomstig met het Christusmonogram IHS. Na de capitulatie van ’s-Hertogenbosch in 1629 moesten de jezuïeten hun klooster verlaten. De kloostergebouwen en de bijbehorende goederen werden genaast (onteigend). In de jaren 1768-69 is een groot deel van het complex afgebroken en werd onder leiding van architect Pieter de Swart in Lodewijk de XVI stijl een nieuw woonpaleis van de Gouverneur gebouwd. De vroegere tuin van het Jezuïetencollege bleef in gebruik als tuin van het Gouvernement. In het Noordbrabants museum dat sinds 1981 in de voormalige Gouvernementsgebouw is gevestigd en in de museumtuin zijn vermoedelijk nog funderingen en muurresten van het klooster aanwezig.