
Voor de doorsnee inwoner van de Lage Landen is archeologie een beetje een ver-van-het-bed verschijnsel. Toch zijn Nederland en België bij uitstek landen waar het verleden in de ondergrond gevangen is. Dit hebben we onder andere te danken aan het gegeven dat grote delen van Nederland en tot op zekere hoogte ook België een relatief laag gelegen en vlak landschap kennen. In een gebied met sterke hoogteverschillen zullen de laagste delen van het landschap door de tijd heen sediment accumuleren terwijl de hogere delen van het landschap bloot staan aan inwerking van weer en wind en daardoor juist gevoeliger zijn voor erosie. Omdat de mens traditioneel een voorkeur heeft voor de hogere (en daardoor drogere) vestigingslocaties bestaat er een grote kans dat archeologische resten in deze hooggelegen gebieden verloren gaan.
In principe zijn de hoger gelegen delen in het Nederlandse en Belgische landschap ook de aangewezen plaatsen om archeologische resten te verwachten en er zijn een aantal redenen waarom deze gronden minder gevoelig zijn voor de vernietigende werking van erosie dan op andere plaatsen. Op de eerste plaats is het reliëf in onze streken een stuk minder uitgesproken. Dit zorgt ervoor dat de invloed van erosie en sedimentatie doorgaans minder uitgesproken is dan in heuvelachtige gebieden. Het landschap in het midden en oosten van Nederland is grotendeels ontstaan tijdens de laatste twee ijstijden. In deze periode werden door gletsjers grote ruggen van grindhoudend zand opgestuwd. Op andere plekken werden door de wind grote hoeveelheden onvruchtbaar kwarts-zand aangevoerd die als een glooiende deken over oudere, eveneens onvruchtbare rivierafzettingen werden afgezet. Om deze gronden toch geschikt te maken voor landbouw werden vanaf de middeleeuwen grote hoeveelheden mest en stadsafval op het land gebracht. Deze humeuze akkerlagen bereiken plaatselijk een dikte van meer dan één meter en zorgen ervoor dat archeologische resten van vóór de middeleeuwen niet meer door moderne landbouwmachines kunnen worden verstoord. Een voordeel is dat de middeleeuwse boeren dezelfde landschappelijke voorkeur hadden als hun collega’s uit de bijvoorbeeld de late steentijd of de ijzertijd zodat juist de archeologisch meest interessante gebieden vaak ook de dikste akkerlagen kennen. In het westen van Nederland en België wordt het landschap grotendeels bepaald door de zeespiegelschommelingen van de afgelopen 10.000 jaar. Omdat dit land over het algemeen zo laag ligt zullen de hoger gelegen delen van het landschap zoals strandwallen en rivierduinen in een periode met een hoge zeespiegelstand toch overstromen. Zo worden ook de hoger gelegen delen van het landschap afgedekt door afzettingen die eventueel aanwezige archeologische resten beschermen tegen invloeden van buitenaf. Als voortvloeisel van het Verdrag van Malta uit 1992 worden infrastructurele werken en bouwprojecten in Nederland en België voorafgegaan door een archeologisch onderzoek. Eventuele archeologische resten dienen opgegraven te worden voordat ze bij de realisatie van de nieuwe ontwikkeling vernietigd worden. Deze gang van zaken brengt de archeologie een stuk dichter bij de maatschappij omdat nu in alle steden en dorpen van tijd tot tijd een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Een misverstand is dat archeologen alleen maar opgravingen doen om te zien of er archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Veel van het onderzoek wordt met behulp van digitale bronnen voorbereid en vaak is er zonder graafmachine al een goed beeld te vormen van de aard en datering van de archeologische resten die zich onder het gras bevinden. Omdat een aantal van de bronnen die hierbij gebruikt worden ook via internet zijn te raadplegen is het ook mogelijk om zelf vanuit de luie stoel archeologisch onderzoek te bedrijven. Wil je meer weten over de geschiedenis van je eigen achtertuin?

Fig. 1 Overzicht onderzoeksgebied Hogeweg te Gent. In het midden is de dubbele kringgreppel zichtbaar (bron: maps.google.com).
Google Maps
In 2005, toen de online kaartendienst Google Maps werd geïntroduceerd, ging er letterlijk een wereld open voor onder andere geologen, archeologen en biologen. Ineens werd het kinderspel om luchtfoto’s van zowel je eigen omgeving als van de meest afgelegen plekken ter wereld op te vragen. Vanzelfsprekend volgden een hele reeks van ontdekkingen, variërend van nieuwe eilanden en meteorietkraters tot archeologische vindplaatsen en verloren gewaande oorden. Omdat deze foto’s en kaarten voor iedereen toegankelijk werden konden ineens ook de enthousiaste amateurs en hobby-wetenschappers over waardevolle opnamen beschikken en hiermee zelf wetenschappelijke ontdekkingen doen. Daarnaast brachten deze luchtfoto’s ook reeds bekende verschijnselen in beeld en lieten hiermee een ander licht schijnen op de wereld om ons heen. Deze luchtfoto’s laten meestal landschappelijke fenomenen zien die van invloed zijn op de archeologische verwachting van een terrein, maar sporadisch zijn ook de archeologische resten zelf zichtbaar op de foto’s. Een goed voorbeeld vormt het plangebied Hogeweg te Gent (België) dat in 2011 door BAAC werd onderzocht en opgegraven (zie ook http://archeologie-info.nl/grafcirkels-te-gent-hogeweg/). Al sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw was bekend dat zich hier archeologische resten uit de bronstijd moesten bevinden. Hoe dat we dat wisten? In de bronstijd werden kenmerkende grafheuvels opgeworpen. Deze grafheuvels werden door een greppel omgeven en als de grafheuvel groeide moest een nieuwe, ruimere greppel om de oude gegraven worden. De grafheuvels zelf werden in recentere perioden meestal geëgaliseerd maar de opgevulde greppels kennen een andere bodemopbouw dan de omliggende gronden. Deze afwijking in de ondergrond wordt meestal ook weerspiegeld in de vegetatie en kan zo in sommige gevallen op luchtfoto’s zichtbaar worden (zie figuur 1). Een ander voorbeeld zijn de zogenaamde Raatakkers die in Nederland onder andere in Drenthe en op de Veluwe kunnen worden aangetroffen. Raatakkers zijn kleine, vierkante of rechthoekige akkerperceeltjes die van de bronstijd tot in de Romeinse tijd werden gebruikt voor het verbouwen van graan. Deze akkertjes werden omgeven door een aarden wal en hoewel deze wallen meestal zijn verdwenen is het contrast tussen de akkers en de wallen soms nog wel te zien (zie figuur 2).
Een derde voorbeeld, uit een recentere periode, is die van de Franse Schans nabij Groenlo. In 1627 liet Frederik Hendrik ten behoeve van het Beleg van Grol (Groenlo) een circumvallatielinie optrekken. Een circumvallatielinie is een linie die rondom een belegerde stad wordt aangelegd om deze af te sluiten van versterkingen of bevoorrading. Als onderdeel van deze linie liet Frederik Hendrik vier schansen bouwen; de Friese, de Hollandse, de Franse en de Engelse schans. Het betreffen vierhoekige belegeringswerken die later allen in onbruik zijn geraakt of zijn afgebroken en geëgaliseerd. Zo werd de Engelse schans jaren lang gebruikt als motorcross-terrein. In het begin van de 21e eeuw werd begonnen met de reconstructie van de Engelse Schans en tegenwoordig is deze schans weer in volle glorie te bewonderen (Zie figuur 3).
Op 21 augustus 2003 werden in een akkerperceel ter hoogte van het adres Europaweg 40 groene banen in een dor maïsland ontdekt. Het was een zeer hete zomer en de maïsplanten hadden het zwaar. Martin Grevers vliegt met zijn ultra-light over het landschap en ontwaart groene lijnen die vanuit de lucht al meteen herkenbaar zijn als de bastions van een vestingwerk. Op deze dag werd de locatie van de Franse Schans vastgesteld. De Franse Schans (Zie figuur 4) bevond zich op een hoger gelegen terrein dat erg gevoelig is voor verdroging. Doordat de opvulling van de oude, gedempte gracht vochtiger is dan de omliggende grond behield de maïs hier zijn groene kleur en konden de contouren van de voormalige schans zich aftekenen in het akkerland.

Fig. 4 De Franse Schans vanuit de lucht gezien. In het bosje links is nog een gedeelte van de verdiepte gracht bewaard gebleven, al werd deze lange tijd geïnterpreteerd als loopgraaf (bron: www.engelseschans.nl).
Vanzelfsprekend is de zichtbaarheid van dergelijke fenomenen in grote mate afhankelijk van bijvoorbeeld de aard van de vegetatie en het seizoen waarin de opname gemaakt is. Aan de hand van de huidige indeling van het landschap kan vaak ook al het één en ander worden afgeleid over de landschappelijke situatie in het verleden. Een goed voorbeeld is het dorp Ammerzoden. Hoewel Ammerzoden tegenwoordig onder de provincie Gelderland valt werd het tot 1354 tot de provincie (Noord-)Brabant gerekend. De grens tussen de provincies Gelderland en Noord-Brabant wordt gevormd door de rivier de Maas, die oorspronkelijk met een grote bocht om Ammerzoden heen liep. In 1354 werd deze meander door menselijk toedoen afgesneden waardoor Ammerzoden ineens ten noorden van de Maas kwam te liggen. Hoewel deze voormalige Maasbedding tegenwoordig als landbouwgrond wordt gebruikt kan de oude Maasloop aan de hand van het stratenpatroon en de percelering nog steeds eenvoudig gereconstrueerd worden (zie figuur 5).
Heb je zelf ook interessante landschappelijke of archeologische fenomenen ontdekt via Google Maps? Laat een berichtje achter! Ook je vragen over archeologische bureauonderzoeken en landschapsanalyses zijn van harte welkom.